Showing posts with label B-lymfocyten. Show all posts
Showing posts with label B-lymfocyten. Show all posts

Tuesday, September 29, 2009

Het Paard van Troje

In de zestiger jaren van de vorige eeuw werkte Dennis Burkitt, een Engelse chirurg in Kampala, Oeganda in het Mulago ziekenhuis. Hij ontdekte bij Oegandeese kinderen een tumor in de onderkaak die hij in Engeland eigenlijk nooit gezien had. Zijn vermoeden was dat deze tumor door een infectie werd veroorzaakt en dat was juist.
Het virus wat we nu kennen als EBV, Epstein Barr virus, veroorzaakt het Burkitt lymfoom en is 45 jaar geleden ontdekt door Anthony Epstein, Yvonne Barr en door Bert Achong. Om onduidelijke redenen is Dr. Achong niet in de naam van het virus opgenomen, ondanks het feit dat hij de eerste was die het virus door zijn elektronenmicroscoop heeft gezien. Kampioenen winnen zelden de fairplay cup en dat geldt ook in de wetenschap. Gelukkig wordt Achong in zijn geboorteland Trinidad wel als een groot wetenschapper geëerd.

Het EBV virus infecteert B-lymfocyten en kan, bij daarvoor gevoelige kinderen, het Burkitt lymfoom, een vorm van kanker, veroorzaken. Nadat het virus de cel is binnengedrongen toont het zijn ware gedaante en transformeert de cel tot een tumorcel. Zolang het virus buiten de cel is, zich nog buiten de poort bevindt als het ware, is het geheel ongevaarlijk. Pas nadat het binnen is starten de problemen, net als bij het paard van Troje. De Trojanen haalden echter het paard enthousiast naar binnen, terwijl het EBV virus de B-lymfocyt binnendringt.

Het Burkitt lymfoom komt zo goed als nooit voor in Nederland, EBV wel. Bijna iedereen komt eerder vroeger dan later met EBV in aanraking. Het EBV virus wordt namelijk van mens op mens via speeksel overgedragen. In Belgie heet het daarom kusjes ziekte, in Engeland kissing disease. Meestal gaat een EBV infectie ongemerkt voorbij: het virus infecteert een aantal B-lymfocyten. De geïnfecteerde B-lymfocyten worden door T-lymfocyten herkend, aangevallen en gedood. Daarmee is het virus onder controle maar je bent het niet helemaal kwijt. EBV blijft de rest van je leven bij je. Dat komt omdat in een aantal geïnfecteerde B-lymfocyten het virus in een soort slapende toestand aanwezig blijft. Zolang het virus niet actief wordt, wordt de B-lymfocyt ook niet door T-lymfocyten herkend en treedt er geen reactie op van het immuunsysteem.

In een aantal gevallen veroorzaakt een eerste contact met het EBV virus de ziekte van Pfeiffer, mononucleosis infectiosa. Er zijn dan zoveel B-lymfocyten geïnfecteerd dat de reactie van de T-lymfocyten heel hevig is en die reactie geeft de ziekteverschijnselen: koorts, vermoeidheid, opgezette lymfklieren. Vrijwel altijd gaat Pfeiffer vanzelf over, meestal na 3 tot 4 weken.

Kan het EBV nog meer? Ja, EBV kan bij jongetjes met een zeldzame vorm van immuundeficiëntie een ongecontroleerde uitgroei van B-lymfocyten veroorzaken waaraan het kind meestal overlijdt. Ook bij transplantatiepatiënten, waarbij het immuunsysteem met medicijnen onderdrukt moet worden om afstoting van het getransplanteerde orgaan tegen te gaan, kan het EBV reactiveren. Omdat deze patiënten geen T-lymfocyten hebben (die worden immers door de medicijnen onderdrukt) kan EBV dan zeer ernstig verlopen. Gelukkig zijn er tegenwoordig krachtige antivirale middelen beschikbaar, maar EBV reactivatie blijft een gevreesde complicatie bij transplantatie.

Vanwege de overeenkomsten in symptomen is lang gedacht dat EBV infectie ook wel eens de oorzaak van het chronisch vermoeidheidssyndroom zou kunnen zijn. Ondanks grootschalig onderzoek is dat nooit aangetoond. Of er een ander virus, en dus een ander paard van Troje, ten grondslag ligt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom zal de toekomst moeten leren.

Sunday, June 14, 2009

Antilichaam

Bij de verzorging van ons lichaam gebruiken we een flink aantal producten die beginnen met anti: antiroos shampoo, antirimpel crème, antitranspiratie spray. Het ultieme verzorgingsproduct zou je bijna zeggen is antilichaam. In de immunologie heeft het woord antilichaam een hele andere betekenis. Antilichamen (een letterlijke vertaling van het Engelse antibody) zijn eiwitten die worden geproduceerd door B-lymfocyten. B-lymfocyten doen dat niet altijd, alleen als ze worden geactiveerd door een antigeen. Het woord antigeen is de vernederlandste versie van het engelse antigen. Antigen is een samentrekking van antibody en generator, een stof die in staat is om antilichamen op te wekken. Onderdelen van bacteriën, van virussen, of andere eiwitten kunnen allemaal als antigeen functioneren. B-lymfocyten worden hierdoor geactiveerd en kunnen dan grote hoeveelheden antilichamen gaan uitscheiden. De binding van een antilichaam aan een antigeen is specifiek. Dat betekent dat een antilichaam tegen het rodehondvirus heel goed kan binden aan het rodehondvirus, maar niet aan het waterpokkenvirus of welk ander virus dan ook. De specificiteit gaat zelfs nog verder: antilichamen tegen het H5N2-griepvirus binden niet aan het H1N1-Mexicaanse griepvirus. Door een kleine verandering kunnen griepvirussen de opgebouwde immuniteit dus omzeilen en deze veranderingen vinden voortdurend plaats. Het immuunsysteem moet daarom voortdurend reageren met productie van nieuwe, specifieke antilichamen. Dat kan ook, want het repertoire van antilichamen is enorm groot: tegen ieder denkbaar virus of bacterie, beter gezegd: tegen ieder denkbaar antigeen is de mens in staat om antilichamen te vormen.

Of moeten we niet antilichamen zeggen maar antistoffen? Lichaam of stof, dat is de vraag. Volgens de Bijbel is er niet zoveel verschil ‘want gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeren’ (Genesis 3, vers 19). Waarschijnlijk wordt hier echter het lichaam en niet het antilichaam bedoeld. Onder Nederlandse immunologen bestaat er een soort taalstrijd over het gebruik van het woord antilichaam of antistof. Het zijn nog net geen Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar toch. Bij de voorbereidingen van het leerboek Immunologie (ISBN 978 90 313 4263 1) kwam dit weer eens aan het licht. Twee van de 17 hoofdstuk-auteurs waren fervente antistof aanhangers, de overigen waren voorstander of gingen in ieder geval akkoord met antilichaam. Het is natuurlijk onmogelijk om in één boek de woorden antilichaam en antistof door elkaar te gebruiken, en het werd uiteindelijk antilichaam. Hiermee passen we heel goed in Europa zoals een klein vergelijkend etymologisch onderzoek laat zien. Antikörper (Duits), anticorps (Frans), anticuerpo (Spaans), anticorpo (Portugees). Toch is het niet uitsluitend lichaam: antikropp (Zweeds) en antistof (Deens).

Omdat ik kortgeleden in Kiev een lezing heb gegeven werden daarvoor mijn powerpoints in het Oekraïens vertaald. Antilichaam wordt dan антитіло. Het анти is met een beetje fantasie nog wel te herkennen als anti, maar wat betekent тіло? Is dat lichaam of stof. Hierbij was Google afbeeldingen behulpzaam. Kopieer en plak тіло in het zoekvenster en het lijkt bijna of je in de catalogus van een erotisch verzendhuis bent beland. Ook in de Oekraïne zullen immunologen dus wel het woord antilichaam gebruiken.