In de zestiger jaren van de vorige eeuw werkte Dennis Burkitt, een Engelse chirurg in Kampala, Oeganda in het Mulago ziekenhuis. Hij ontdekte bij Oegandeese kinderen een tumor in de onderkaak die hij in Engeland eigenlijk nooit gezien had. Zijn vermoeden was dat deze tumor door een infectie werd veroorzaakt en dat was juist.
Het virus wat we nu kennen als EBV, Epstein Barr virus, veroorzaakt het Burkitt lymfoom en is 45 jaar geleden ontdekt door Anthony Epstein, Yvonne Barr en door Bert Achong. Om onduidelijke redenen is Dr. Achong niet in de naam van het virus opgenomen, ondanks het feit dat hij de eerste was die het virus door zijn elektronenmicroscoop heeft gezien. Kampioenen winnen zelden de fairplay cup en dat geldt ook in de wetenschap. Gelukkig wordt Achong in zijn geboorteland Trinidad wel als een groot wetenschapper geëerd.
Het EBV virus infecteert B-lymfocyten en kan, bij daarvoor gevoelige kinderen, het Burkitt lymfoom, een vorm van kanker, veroorzaken. Nadat het virus de cel is binnengedrongen toont het zijn ware gedaante en transformeert de cel tot een tumorcel. Zolang het virus buiten de cel is, zich nog buiten de poort bevindt als het ware, is het geheel ongevaarlijk. Pas nadat het binnen is starten de problemen, net als bij het paard van Troje. De Trojanen haalden echter het paard enthousiast naar binnen, terwijl het EBV virus de B-lymfocyt binnendringt.
Het Burkitt lymfoom komt zo goed als nooit voor in Nederland, EBV wel. Bijna iedereen komt eerder vroeger dan later met EBV in aanraking. Het EBV virus wordt namelijk van mens op mens via speeksel overgedragen. In Belgie heet het daarom kusjes ziekte, in Engeland kissing disease. Meestal gaat een EBV infectie ongemerkt voorbij: het virus infecteert een aantal B-lymfocyten. De geïnfecteerde B-lymfocyten worden door T-lymfocyten herkend, aangevallen en gedood. Daarmee is het virus onder controle maar je bent het niet helemaal kwijt. EBV blijft de rest van je leven bij je. Dat komt omdat in een aantal geïnfecteerde B-lymfocyten het virus in een soort slapende toestand aanwezig blijft. Zolang het virus niet actief wordt, wordt de B-lymfocyt ook niet door T-lymfocyten herkend en treedt er geen reactie op van het immuunsysteem.
In een aantal gevallen veroorzaakt een eerste contact met het EBV virus de ziekte van Pfeiffer, mononucleosis infectiosa. Er zijn dan zoveel B-lymfocyten geïnfecteerd dat de reactie van de T-lymfocyten heel hevig is en die reactie geeft de ziekteverschijnselen: koorts, vermoeidheid, opgezette lymfklieren. Vrijwel altijd gaat Pfeiffer vanzelf over, meestal na 3 tot 4 weken.
Kan het EBV nog meer? Ja, EBV kan bij jongetjes met een zeldzame vorm van immuundeficiëntie een ongecontroleerde uitgroei van B-lymfocyten veroorzaken waaraan het kind meestal overlijdt. Ook bij transplantatiepatiënten, waarbij het immuunsysteem met medicijnen onderdrukt moet worden om afstoting van het getransplanteerde orgaan tegen te gaan, kan het EBV reactiveren. Omdat deze patiënten geen T-lymfocyten hebben (die worden immers door de medicijnen onderdrukt) kan EBV dan zeer ernstig verlopen. Gelukkig zijn er tegenwoordig krachtige antivirale middelen beschikbaar, maar EBV reactivatie blijft een gevreesde complicatie bij transplantatie.
Vanwege de overeenkomsten in symptomen is lang gedacht dat EBV infectie ook wel eens de oorzaak van het chronisch vermoeidheidssyndroom zou kunnen zijn. Ondanks grootschalig onderzoek is dat nooit aangetoond. Of er een ander virus, en dus een ander paard van Troje, ten grondslag ligt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom zal de toekomst moeten leren.
Het virus wat we nu kennen als EBV, Epstein Barr virus, veroorzaakt het Burkitt lymfoom en is 45 jaar geleden ontdekt door Anthony Epstein, Yvonne Barr en door Bert Achong. Om onduidelijke redenen is Dr. Achong niet in de naam van het virus opgenomen, ondanks het feit dat hij de eerste was die het virus door zijn elektronenmicroscoop heeft gezien. Kampioenen winnen zelden de fairplay cup en dat geldt ook in de wetenschap. Gelukkig wordt Achong in zijn geboorteland Trinidad wel als een groot wetenschapper geëerd.
Het EBV virus infecteert B-lymfocyten en kan, bij daarvoor gevoelige kinderen, het Burkitt lymfoom, een vorm van kanker, veroorzaken. Nadat het virus de cel is binnengedrongen toont het zijn ware gedaante en transformeert de cel tot een tumorcel. Zolang het virus buiten de cel is, zich nog buiten de poort bevindt als het ware, is het geheel ongevaarlijk. Pas nadat het binnen is starten de problemen, net als bij het paard van Troje. De Trojanen haalden echter het paard enthousiast naar binnen, terwijl het EBV virus de B-lymfocyt binnendringt.
Het Burkitt lymfoom komt zo goed als nooit voor in Nederland, EBV wel. Bijna iedereen komt eerder vroeger dan later met EBV in aanraking. Het EBV virus wordt namelijk van mens op mens via speeksel overgedragen. In Belgie heet het daarom kusjes ziekte, in Engeland kissing disease. Meestal gaat een EBV infectie ongemerkt voorbij: het virus infecteert een aantal B-lymfocyten. De geïnfecteerde B-lymfocyten worden door T-lymfocyten herkend, aangevallen en gedood. Daarmee is het virus onder controle maar je bent het niet helemaal kwijt. EBV blijft de rest van je leven bij je. Dat komt omdat in een aantal geïnfecteerde B-lymfocyten het virus in een soort slapende toestand aanwezig blijft. Zolang het virus niet actief wordt, wordt de B-lymfocyt ook niet door T-lymfocyten herkend en treedt er geen reactie op van het immuunsysteem.
In een aantal gevallen veroorzaakt een eerste contact met het EBV virus de ziekte van Pfeiffer, mononucleosis infectiosa. Er zijn dan zoveel B-lymfocyten geïnfecteerd dat de reactie van de T-lymfocyten heel hevig is en die reactie geeft de ziekteverschijnselen: koorts, vermoeidheid, opgezette lymfklieren. Vrijwel altijd gaat Pfeiffer vanzelf over, meestal na 3 tot 4 weken.
Kan het EBV nog meer? Ja, EBV kan bij jongetjes met een zeldzame vorm van immuundeficiëntie een ongecontroleerde uitgroei van B-lymfocyten veroorzaken waaraan het kind meestal overlijdt. Ook bij transplantatiepatiënten, waarbij het immuunsysteem met medicijnen onderdrukt moet worden om afstoting van het getransplanteerde orgaan tegen te gaan, kan het EBV reactiveren. Omdat deze patiënten geen T-lymfocyten hebben (die worden immers door de medicijnen onderdrukt) kan EBV dan zeer ernstig verlopen. Gelukkig zijn er tegenwoordig krachtige antivirale middelen beschikbaar, maar EBV reactivatie blijft een gevreesde complicatie bij transplantatie.
Vanwege de overeenkomsten in symptomen is lang gedacht dat EBV infectie ook wel eens de oorzaak van het chronisch vermoeidheidssyndroom zou kunnen zijn. Ondanks grootschalig onderzoek is dat nooit aangetoond. Of er een ander virus, en dus een ander paard van Troje, ten grondslag ligt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom zal de toekomst moeten leren.