Wanneer het immuunsysteem in actie moet komen om een infectie met een micro-organisme op te ruimen dan gaat dat gepaard met ontsteking. Een ontstekingsreactie kan ook optreden als gevolg van tal van andere beschadigende prikkels. Bijvoorbeeld schadelijke immunologische reacties (zoals allergieën en auto-immuunziekten), trauma, ‘vreemde lichamen’ (zoals splinters of hechtmateriaal dat gebruikt wordt bij operaties), fysische schade (verbranding, bevriezing, bestraling) en verschillende chemische stoffen. Ook als er lichaamscellen doodgaan, zoals bij een hartinfarct, komen daarbij stoffen vrij die aanleiding geven tot een ontstekingsreactie.
Een ontsteking is niet per definitie slecht. De Romeinse geleerde Celcus (niet te verwarren met de Zweed Anders Celsius) schreef al in zijn medische encyclopedie dat het ontstekingsproces tot doel heeft om het lichaam weer in een staat van gezondheid terug te brengen. Celcus leefde in de 1ste eeuw (van 25 jaar voor tot 50 jaar na Christus) en hij beschreef ook de belangrijkste kenmerken van ontsteking: rubor (roodheid), calor (warmte), tumor (zwelling) en dolor (pijn). Pas 18 eeuwen later werd daar door de Duitse patholoog Virchow nog functio leasa (verstoorde functie) aan toegevoegd.
Een ontstekingsreactie begint met locale productie van stoffen zoals histamine, bradykinine en stikstof oxide. Deze stoffen zorgen voor een verwijding van de bloedvaten. De betere doorbloeding leidt tot roodheid (rubor) van het weefsel en door de betere doorbloeding ter plaatse zal de temperatuur (calor) hoger worden. De bloedvaten worden ook meer doorlaatbaar en vocht hoopt zich in het ontstoken weefsel op (tumor). Dit locaal oedeem kan pijnreceptoren activeren (dolor). De belangrijkste pijnsensatie wordt echter veroorzaakt door kininen die direct receptoren op zenuwuiteinden activeren. De pijn zal een belemmering vormen voor de beweeglijkheid (of anderszins de functie) van het betrokken lichaamsdeel. Het ontstekingsproces zelf draagt dus bij aan functiebeperking van het betrokken weefsel of orgaan (functio laesa), wat in geval van een infectie de verspreiding door het lichaam kan beperken.
Vrijwel iedereen kent uit eigen ervaring dat tijdens de ontstekingsreactie er ook onderdrukking van de eetlust optreedt. Dit kan worden toegeschreven aan de koorts. Bij een ontsteking wordt de stof interleukine 1 (IL-1) aangemaakt (zie ook Alle remmen los). IL-1 kan binden aan het temperatuur-regulatie centrum in de hersenen en zet als het ware de thermostaat een graadje hoger: koorts. Nu blijkt dat een andere ontstekingsbevorderende stof, interleukine 18 (IL-18), rechtstreeks de eetlust onderdrukt. Bij chronische ontsteking kan door het gebrek aan eetlust zelfs een toestand van ondervoeding ontstaan.
Hoewel een ontstekingsreactie uiteindelijk een gunstige reactie is, en daarom niet zondermeer geremd moet worden, is met name de pijn (dolor) reden om in te grijpen. De middelen daarvoor waren al lang bekend voordat Celcus het verband tussen pijn en ontsteking ontdekte. Hippocrates heeft in de 5de eeuw voor Christus de pijnstillende en koortsverlagende werking van gemalen schors van de witte wilg (Salix alba) beschreven. Tweeduizend jaar voor Christus stond op Soemerische kleitabletten al het gebruik van wilgenschors bij de behandeling van reuma opgetekend. Het heeft bijna vierduizend jaar geduurd voordat het actieve ingrediënt werd gezuiverd: salicylzuur, de basis voor het aspirientje.
Soms gaat de ontwikkeling van de wetenschap wel heel erg langzaam. Aspirine is een heel krachtige ontstekingsremmer, brandblusser dus eigenlijk. Bij het blussen van de brand ontstaat er soms toch aanzienlijke waterschade, reden dus om er voorzichtig mee om te springen.
Een ontsteking is niet per definitie slecht. De Romeinse geleerde Celcus (niet te verwarren met de Zweed Anders Celsius) schreef al in zijn medische encyclopedie dat het ontstekingsproces tot doel heeft om het lichaam weer in een staat van gezondheid terug te brengen. Celcus leefde in de 1ste eeuw (van 25 jaar voor tot 50 jaar na Christus) en hij beschreef ook de belangrijkste kenmerken van ontsteking: rubor (roodheid), calor (warmte), tumor (zwelling) en dolor (pijn). Pas 18 eeuwen later werd daar door de Duitse patholoog Virchow nog functio leasa (verstoorde functie) aan toegevoegd.
Een ontstekingsreactie begint met locale productie van stoffen zoals histamine, bradykinine en stikstof oxide. Deze stoffen zorgen voor een verwijding van de bloedvaten. De betere doorbloeding leidt tot roodheid (rubor) van het weefsel en door de betere doorbloeding ter plaatse zal de temperatuur (calor) hoger worden. De bloedvaten worden ook meer doorlaatbaar en vocht hoopt zich in het ontstoken weefsel op (tumor). Dit locaal oedeem kan pijnreceptoren activeren (dolor). De belangrijkste pijnsensatie wordt echter veroorzaakt door kininen die direct receptoren op zenuwuiteinden activeren. De pijn zal een belemmering vormen voor de beweeglijkheid (of anderszins de functie) van het betrokken lichaamsdeel. Het ontstekingsproces zelf draagt dus bij aan functiebeperking van het betrokken weefsel of orgaan (functio laesa), wat in geval van een infectie de verspreiding door het lichaam kan beperken.
Vrijwel iedereen kent uit eigen ervaring dat tijdens de ontstekingsreactie er ook onderdrukking van de eetlust optreedt. Dit kan worden toegeschreven aan de koorts. Bij een ontsteking wordt de stof interleukine 1 (IL-1) aangemaakt (zie ook Alle remmen los). IL-1 kan binden aan het temperatuur-regulatie centrum in de hersenen en zet als het ware de thermostaat een graadje hoger: koorts. Nu blijkt dat een andere ontstekingsbevorderende stof, interleukine 18 (IL-18), rechtstreeks de eetlust onderdrukt. Bij chronische ontsteking kan door het gebrek aan eetlust zelfs een toestand van ondervoeding ontstaan.
Hoewel een ontstekingsreactie uiteindelijk een gunstige reactie is, en daarom niet zondermeer geremd moet worden, is met name de pijn (dolor) reden om in te grijpen. De middelen daarvoor waren al lang bekend voordat Celcus het verband tussen pijn en ontsteking ontdekte. Hippocrates heeft in de 5de eeuw voor Christus de pijnstillende en koortsverlagende werking van gemalen schors van de witte wilg (Salix alba) beschreven. Tweeduizend jaar voor Christus stond op Soemerische kleitabletten al het gebruik van wilgenschors bij de behandeling van reuma opgetekend. Het heeft bijna vierduizend jaar geduurd voordat het actieve ingrediënt werd gezuiverd: salicylzuur, de basis voor het aspirientje.
Soms gaat de ontwikkeling van de wetenschap wel heel erg langzaam. Aspirine is een heel krachtige ontstekingsremmer, brandblusser dus eigenlijk. Bij het blussen van de brand ontstaat er soms toch aanzienlijke waterschade, reden dus om er voorzichtig mee om te springen.
No comments:
Post a Comment
Thank you for your input.
Anonymous comments will be removed, so leave your name or (Blogger)profile.