De mens leeft in een wereld omgeven door micro-organismen: virussen, bacteriën, schimmels, gisten, parasieten. Om te overleven in deze wereld zijn afweermechanismen nodig, en omdat de micro-organismen van elkaar verschillen dus ook verschillende afweermechanismen. Immunologie is het vakgebied dat zich bezighoudt met de afweer tegen infecties. In het dagelijks spraakgebruik betekent “immuun” dat je onaantastbaar bent; in mijn vakgebied betekent “immuun” dat het immuunsysteem zo goed functioneert dat een virus of bacterie geen enkele kans maakt om ziekte te veroorzaken. Het immuunsysteem is uiterst specifiek en maakt onderscheid tussen onderdelen van micro-organismen, want daar moet tegen gereageerd worden, en onderdelen van het eigen lichaam, want daar moet juist niet tegen gereageerd worden. Ook lichaamsvreemde cellen, zoals een getransplanteerde nier, zal worden herkend en afgestoten. Dat is een nadeel van een goed werkend immuunsysteem. Een tumorcel echter, en dat is een veranderde lichaamseigen cel, zal weer wel als vreemd worden herkend en afgestoten. Het immuunsysteem beschermt dus ook tegen tumoren.
Bij de geboorte is het immuunsysteem al wel aangelegd maar nog niet uitgerijpt. Ieder contact met een virus of bacterie is een eerste contact en kan leiden tot tijdelijke ziekte. Is die ziekte een keer doorgemaakt dan is het immuunsysteem zodanig geactiveerd en is er immunologisch geheugen gevormd dat daarna eenzelfde virus geen ziekte meer kan veroorzaken. Dit principe vormt ook de basis voor vaccinatie: het vaccin is dan het eerste, ongevaarlijke contact dat het immunologische geheugen opwekt en hopelijk levenslang bescherming biedt.
Bij veroudering veroudert ook het immuunsysteem en functioneert daardoor niet meer optimaal. Hierdoor neemt de gevoeligheid voor infecties weer toe. Veel infectieziekten treden dan ook op aan het begin en aan het einde van het leven, zoals bijvoorbeeld influenzavirus infecties. Iedere dag sterven er gemiddeld 6 mensen in Nederland aan influenza. Vrijwel altijd zijn dit ouderen. Het influenzavirus maakt het bovendien extra moeilijk voor het immuunsysteem omdat het constant een klein beetje verandert. Omdat het geheugen van het immuunsysteem heel erg specifiek is, wordt een veranderd influenzavirus niet meer herkend.
De functie van het immuunsysteem is dus om verdediging te bieden tegen infecties. Die verdediging bestaat uit aanvallen: het immuunsysteem doodt de binnengedrongen bacteriën en doodt de lichaamscellen die met virus zijn geïnfecteerd. Een overactief immuunsysteem kan behalve bescherming dus ook schade toebrengen aan het lichaam. Die overactiviteit kan ook door de aanvaller worden uitgelokt. Sommige varianten van het influenzavirus roepen een zeer krachtige immuunrespons op. Dat was zo bij het Spaanse griepvirus in 1918 dat kort na de eerste wereldoorlog wereldwijd heerste en meer slachtoffers eiste dan in die oorlog. Het Mexicaans varkensgriepvirus heeft nu ook vooral jongvolwassenen als slachtoffer en waarschijnlijk is hier iets vergelijkbaars aan de hand.